Regelwoorden
Van regelwoorden weet je hoe je ze schrijft, omdat je een regel toepast.
- Verlengingsregel
Je verlengt het woord zodat je het beter hoort:
hond - honden, kont - konten
- Samenstellingen
Het woord bestaat uit meerdere korte woorden:
kelder + raam = kelderraam
- Lange eindklanken
Als een woord eindigt op een lange klank (a, o, u), schrijf je één klinker, maar bij een lange e-klank schrijf je er twee: zo, ga nu mee
- Meervoud van lange eindklanken
Het meervoud van een woord dat eindigt op een lange klank (a, o, u) krijgt een apostrof: auto's, opa's, menu's
- Klinkers veranderen soms
Soms verandert een enkele klinker in een dubbele als je het woord langer maakt: foto - fotootje, oma - omaatje
- Wel of niet een dubbele letter?
Je hoort een korte of lange klank midden in het woord. Daar horen regeltjes bij: hakken, haken, harken, hoeken
- Medeklinkers veranderen soms
Soms verandert een medeklinker als je het woord langer maakt: neef - neven, haas - hazen
- Stoffen, materiaal
Sommige woorden hebben altijd een n aan het eind: gouden ring, rieten mat
- Trema en misschien een extra e
Als een woord met -ee of -ie langer wordt, komt er soms een e bij en komen er puntjes op de laatste e: ideeën, knieën, poriën
- Liter-i
Vaak schrijf je alleen een i, terwijl je een lange "ie"-klank hoort. Daar zijn regels voor: liter, tribune
- Werkwoorden
Een werkwoord schrijf je op verschillende manieren. Dat ligt eraan, waar het werkwoord bij hoort en hoe je het werkwoord gebruikt: hij verhuist, hij is verhuisd.
Deze werkwoorden worden uitgelegd en geoefend op Beter Spellen.