Soms bestaat een woord uit twee aparte woorden, die samen één ding betekenen. Je schrijft ze dan aan elkaar. Bijvoorbeeld:

• school + bel = schoolbel
• hand + doek = handdoek
• poort + deur = poortdeur

Let erop dat je allebei de woorden helemaal schrijft. Dus in handdoek zie je twee d's achter elkaar, ook al spreek je die niet allebei apart uit.

De of het?

Het laatste deel van het woord bepaalt of het samengestelde woord een het-woord of de-woord is:

• de deur van het huis = de huisdeur
• de auto van het gezin = de gezinsauto
• het onderwijs van de kleuters = het kleuteronderwijs
• het boek van de school = het schoolboek