De letters au en ou klinken hetzelfde. Wanneer moet een woord nou met au en wanneer met ou?

Er is geen echte regel voor, je moet het gewoon weten.

Er is wel een hulpmiddel: het au-verhaal. Als je het verhaal hieronder goed onthoudt, weet je de belangrijkste au-woorden. 

• Au! zei de pauw.
  Wat is mijn hok toch nauw.
  De lucht is blauw.
  Op het gras ligt nog dauw.
  De poes zegt: Miauw.
  En de papegaai: Koppie krauw!!
  Daar stapt de visser uit zijn prauw.
  Hij vangt een kabeljauw.
  Kom hier, dan eten we gauw.
  Ik voel me zo flauw.
  De thee is zo lauw,
  en de vis is nog rauw.
  Maar is heb ook lekkere saus.
  Die lust zelfs de paus.
  Als ze allemaal zitten te kauwen,
  Begint de visser opeens te snauwen.
  hij heeft jeuk aan zijn wenkbrauw
  Zijn gezicht wordt grauw.
  De poes pakt met zijn klauw
  de vis af van de pauw.
  De pauze is voorbij.
  De visser stapt weer in zijn auto.
  En rijdt weg met mij.